söndag 8 november 2015

De dood moet een Wener zijn

Kapuzinergruft Wien (bron: Wikimedia Commons)
In Wien mußt erst sterben, damit sie dich hochleben lassen. Aber dann lebst lang.
In Wenen moet je eerst dood gaan voordat ze je vieren. Maar dan leef je lang.
Helmut Qualtinger

Geen enkele Europese stad heeft zo'n intieme relatie met de dood als Wenen. De stad en haar
inwoners koesteren een vreemde liefde voor de dood, de eigen vergangelijkheid en de overledenen. In de kroeg bezingt men Magere Hein met een glas wijn in de hand in liederen als het bekende chanson 'Der Tod, das muss ein Wiener sein' [De dood moet een Wener zijn].


Een grote theatrale finale, ook voor het meest bescheiden leven, in de volksmond 'a schöne Leich' [een mooi lijk] genaamd, was en is van top-belang. Vandaag hebben veel senioren hiervoor een apart spaarboekje of een begrafenisverzekering. Vroeger was men lid van een spaarvereniging. Met pomp, pracht en praal hoorde men zich op zijn laatste weg te begeven zoals de adel of de keizerlijke familie. Wenen kende in 1907 tien verschillende begrafenisklassen: van de top uitvaart, de 'Pracht-Klasse' met 20 kaarsen, 1 heraut, 2 ruiters, 1 kapel met 30 muzikanten, 20 fakkeldragers, 8 kistdragers, 6 rouwkoetsen, 9 priesters en groot klokkengelui tot de eenvoudigste zesde klasse met maar 6 musici, 6 kistdragers en 1 priester.

De Habsburgers vervaardigden in de achttiende eeuw de eerste decreten betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging. Keizerin Maria Thersia bepaalde in 1756 dat een uitvaart niet eerder dan 48 uur na overlijden plaats mocht vinden. De mensen waren bang per ongeluk levend begraven te worden. In 1797 schreef een decreet voor dat 'geraakt door de vreselijke gedachten dat meerdere schijndoden levend begraven werden en nog begraven zouden kunnen worden' een touw aan de pols van de overledene verbonden diende te worden met een klok in het huis van de grafdelver. Mocht iemand schijndood zijn en bewegen, dan zou ook de klepel in beweging komen en alarm slaan. Deze uitvinding bleek weinig zinvol te zijn omdat de lijkstijfheid na 48 uur afneemt. De bel ging dus heel vaak. De redding van een schijndode werd echter nooit geregistreerd.

Degenen daarentegen die helemaal zeker wilden zijn van hun zaak, zoals de schrijvers Johann Nestroy of Arthur Schnitzler, besloten om na hun overlijden hun hart onder officieel toezicht te laten doorboren. Deze methode, 'de postmortale Herzstich' mag nog steeds worden uitgevoerd. Helaas kan ik niet vermelden hoe vaak deze methode vandaag de dag nog word toegepast. Ik heb geen statistieken kunnen vinden, alleen een prijsindicatie: in 2009 berekende de gemeentelijke begrafenisonderneming 300 € voor deze speciale service. Wenen is trouwens de enige Europese stad waar de lijkbezorging niet in handen is van private ondernemers.

Klapkist Jozef II (Bron: Bestattung Wien)
De zoon van Maria Theresa, keizer Jozef II, hervormde de regels voor het uitvaartwezen. Hij liet zich vooral door hygiënische en praktische oogpunten leiden. Alle kerkhoven binnen de stadsmuren werden gesloten en nieuwe grafvelden buiten het stadscentrum aangelegd. Bij een begrafenis dienden voorts de principes van de gezondheidsleer voorop te staan. Einde mooie uitvaart. De keizer verbood het verdelen van kado's aan de uitvaartgasten alsmede het houden van toespraken aan het graf. Hij beperkte het aantal klaagvrouwen tot twee en legde het maximaal aantal begrafenisgasten vast. Bovendien introduceerde de monarch de herbruikbare klapkist. Deze kist werd boven het open graf geplaatst en door middel van een hefboom aan de onderkant geopend, waarop het in een linnen zak verpakte lijk in het graf viel. Het gebruik van een doodskist vertraagt nameljk onnodig het verval van het lijk. Dit besluit was de bekende druppel die de emmer deed overlopen. De bevolking protesteerde massaal tegen de 'goddeloze handelswijze'. Jozef II zag zich uiteindelijk genoodzaakt het verbod op uitvaartkisten weer in te trekken.

Graf Falco (Bron: Wikimedia Commons)
Er vallen nog talloze verhalen te vertellen over Weense begrafenisrituelen en de geschiedenis van het uitvaartwezen in de Oostenrijkse hoofdstad. Voor wie net als ik een beetje morbide touch heeft, of, om het iets vriendelijker te verwoorden, een beetje Weens bloed in zijn aderen voelt stromen, is een bezoek aan het Bestattungsmuseum  [begrafenismuseum] Wien een absolute must. Het museum werd al in 1967 opgericht, ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van de 'Bestattung Wien', de stedelijke uitvaartonderneming. Het is sinds oktober 2014 gehuisvest op de centrale begraafplaats. Onder de tentoongestelde voorwerpen bevinden zich urnen, lijkwagens en koetsen, rouwkaarten, de beroemde reddingsklokken, en uiteraard Jozef's klapkist. Het museum presenteert momenteel in een tijdelijke tentoonstelling uitvaartplechtigheden van bekende Oostenrijkers, 'a schöne Leich' anno 2000, met o.a. foto's en voorwerpen van de begrafenis van zanger Falco. Een prachtig uitje in combinatie met een wandeling langs de eregraven en de verschillende afdelingen van het kerhof en een bezoek aan de nabij gelegen dierenbegraafplaats.

Voordat ik aan het schrijven van deze blogpost begon, zocht ik naar poëtische omschrijvingen van de dood. Om inspiratie op te doen liet ik de zin 'der Tod muss ein Wiener sein' door Google Translate vertalen. Met inderdaad een boeiend resultaat: de dood is een worstje.

Voor meer informatie zie:

  • 'De dood moet een Wener zijn' : Weense dodenakkers en hun legendarische bewoners / Mirjam Vossen. Delft : Elmar, 2000
  • Wiener Friedhofsführer : genaue Beschreibung sämtlicher Begräbnisstätten nebst einer Geschichte des Wiener Bestattungswesens / Werner T. Bauer. Wien : Falter, 1991
  • De televiesieuitzending van Wien24, 4-11-2014: Morbides Wien
  • Tip: Er is ook een uitvaartmuseum in Nederland, op begraafplaats de Nieuwe Ooster in Amsterdam. Misschien ook een bezoekje waard?!

Inga kommentarer:

Skicka en kommentar